Tolstoj: citaat over bureaucraten uit ‘Oorlog & vrede’
“Iedere regeringsambtenaar denkt, dat het door zijn toedoen is, dat alles in rustige, onbewogen tijden vlot loopt, en dit gevoel van onvervangbaarheid is zijn grootste beloning voor moeite en inspanning.
Als de zee der geschiedenis kalm blijft, verbeeldt degene, die in zijn wankele schuitje staat en, zich met zijn bootshaak aan het schip van de bevolking vasthoudt, zich, dat het schip waaraan hij zich voorttrekt door hem wordt voortbewogen.
Maar zo gauw een storm opsteekt en de zee gaat koken, is die zelfbegoocheling niet langer mogelijk.
Het grote schip beweegt zich, door een eigen, geweldige kracht gedreven, zelfstandig voorwaarts, is niet meer bereikbaar voor de bootshaak, en de man in de kleine boot blijkt niet langer een leider en een bron van kracht te zijn, maar een onbetekenend, nutteloos en zwak mannetje.” (bl. 747)
Citaat Leo Tolstoj, ‘Oorlog en vrede’ (1869), vertaling door René de Vries (jaartal onbekend), Bigot en Van Rossum NV, Blaricum
Gerelateerd:
Tolstoy over onderwijs / ‘Jasnaja Poljana’
Tags: bureaucraat